Reisverslag ds Verry Patty – Communicatie

Reisverslag ds Verry Patty – Communicatie

Communication breakdown: lessen in communicatie

  1. Een goed woordje (doen)…

In de afgelopen weken werd ik meer dan eens aangesproken op mijn functioneren op de campus. Het ging om het laten verdwijnen van het wolkendek… Men vond het reuze interessant wat ik vanuit Nederland hier kwam doen, maar degene, die daarover begon ging daarna verder met haar/zijn verhaal. Eigenijk wilden zij mij een gunst vragen. Of ik bij de komende test- en toelatingsgesprekken voor de eerste jaars studenten een goed woord wilde doen voor hun zoon of dochter. Ik had per slot van rekening toegang tot de decaan van de theologische faculteit. Gelet op het overschot aan afgestudeerden wilde men de betrokken familielid behoeden voor afwijzing. Gelukkig hoef ik me niet in allerlei bochten te wringen om aan te geven, dat ik daar geen enkele invloed op heb. Als gastdocent is mijn rol relatief gezien beperkt tot het geven van de colleges, die mij zijn toegewezen. In principe kom ik pas met de studenten in aanraking na het eerste jaar als zij ingewijd worden in de theorie van het pastorale handelen. Er werden ook verzoeken tot mij gericht m.b.t. de selectie van de kandidaten voor het vicariaat. Want de ouders en de familieleden hebben er veel voor over om hun kind of familielid als vicaris aangesteld te zien worden. Dat is de poort tot het predikantschap. Gedurende minstens 4 jaren bracht het gezin vele offers voor hun familielid. Want doel was om de studie theologie met een BA – verspreid over 8 semesters – af te ronden. Het predikantschap komt een stap dichterbij als een afgestudeerde theoloog als vicaris in het kerkenwerk is toegelaten. Sommige kandidaten studeren door om hun Masters opleiding af te ronden om zo meer kans te maken een benoeming als vicaris in de wacht te slepen. Maar de kwestie blijft of je met puur met de vermeerdering van je persoonlijke kennis je in het predikantschap goed kan ontwikkelen. Naast het gebruik van je hersens en je gezond verstand blijft het predikantschap in mijn ogen een roeping.  In hoeverre ben je bereid om je als ‘dienaar van het Woord van God’ (vdm) toe te wijden in zijn wijngaard…  De vraag, die ik (in)direct gesteld krijg, is daarnaast of ik voor hun familielid een goed woordje kan doen bij de  bestuursleden van de GPM synode. Ook hier hoef ik niet lang te dralen. Het behoort niet tot mijn competentie om als niet-lid van de MPH me hierover uit te laten. Natuurlijk kan ik een lans breken voor iemand, maar de ervaring leert, dat via de selectieprocedures mensen bij zowel de theologische faculteit en de GPM terecht komen. Ik hoef ze niet de hemel in te prijzen…

In de eerste week van mijn verblijf kwamen veel jonge docenten bij me langs. Zij waren meer dan geïnteresseerd in het onderwijs in de theologie op de Vrije Universiteit te Amsterdam. Zij staan op de nominatie om aan hun promotieonderzoek te beginnen, maar moeten wachten, zodat er een senior-docent met een dissertatie is teruggekeerd op Ambon en als docent weer in de vakgroep inzetbaar is. Dan is het zaak, dat je als kandidaat onderzoeker gereed bent om te vertrekken. Wie in Indonesië blijft zal meestal op Java -d.i. Jakarta, Jogyakarta en Salatiga – promotie-onderzoek doen. Gedurende de studie hoeft  de kandidaat geen colleges te geven. Alle activiteiten op de campus worden gestaakt met behoud van salariëring. Vroeger was het de gewoonte om naar Europa, Australië of de VS te gaan om daar theologie te studeren. Men had toen nog de beschikking over kerken uit het Noorden, die genoeg fondsen hadden om hele gezinnen te onderhouden als het om de studie ging. Dat is binnen een kwart eeuw totaal veranderd sinds ook het kerkenwerk in de oude wereld getroffen is door de cultus van de bezuinigingen. Toen kwam  de zogenaamde sandwich studies in zwang, waarbij men aan buitenlandse universiteiten aan de nodige theorie deed en een studievoorstel formuleerde om vervolgens voor onderzoek terug te keren naar Ambon. Nu zijn er helemaal geen ‘oude’ fondsen meer, waarbij men vrijuit in de ‘beschaafde christelijke’ wereld kan studeren. Deze gedachte is ook voortgekomen uit de ontwikkelingen in de theologische wereld, waarbij men constateert, dat het centrum van het Christendom naar het Zuiden is verplaatst. Ook op de Molukken leeft de gedachte, dat men voor de ontwikkeling van de theologie vanuit de eigen context veel kan leren. Voor een particuliere universiteit als de UKIM is het een uitkomst, dat de Indonesische overheid openstaat om activiteiten met het oog op ‘faculty development’ actief ondersteunt. Jaarlijks kunnen docenten een voorstel indienen om in aanmerking te kunnen komen voor een stipendium. Het lijkt net alsof de Indonesische overheid niet achter wil blijven op al die buitenlandse fondsen, die eerder zo vrijgevig waren in de ondersteuning van de ontwikkeling van het universitair onderwijs in Indonesië. Wat de docenten nu nodig hebben is een passende plek, waar ze aan hun studie kunnen werken. Is er ergens een hoogleraar te vinden, die hen in hun wetenschappelijke carrière verder kan helpen als het gaat om het betreffende vakgebied? Het blijft een creatieve aangelegenheid om te midden van alle drukte op de campus als jonge docent je te focussen op het formuleren van een geschikte onderzoeksvoorstel. Of ik een goed woordje voor hen kon doen bij de mensen, die ik ken vanuit de VU…

  1. Een mens met meerdere woorden.

Als we op het terras voor het huis zitten verwonderen we ons over de wijze hoe mensen – op de stoep – het huis voorbijlopen. In de Nederlandse setting probeert men al flanerend de aandacht van de omgeving te trekken. Voor ons verblijf aan de Jalan G.A. Siwabessy zoeken de mensen alleen hun weg of zijn ze met elkaar druk in gesprek. Niemand die in het voorbijgaan het hoofd naar links om rechts draait. Niemand die kijkt, wat er zoal gebeurt op het terras of in de tuin. Mensen lopen uit de angkutan, steken over of brengen hun kinderen naar de school van Lentera. Iedereen loopt rustig maar doelbewust naar de plek van bestemming. Voetballende kinderen, op weg naar huis zijn ook druk met elkaar aan het nagenieten van hun overwinning. En de vrouwen, die net een activiteit in de Rehobotkerk hebben bijgewoond gaan weer richting huis. Voor de stoep staan mensen te wachten op hun vervoer of zijn druk doende een o-jek te regelen.  Ook merken wij de activiteiten van de hangjongeren, rokend en om de haverklap lachend over hun eigen grappen en grollen. Ook hier geldt dat de brutale schreeuwlelijken het hoge woord voeren. Ik heb zelden een omstander een opmerking horen maken naar de jongeren toe. Bijna iedereen heeft het te druk met zich zelf en loopt door zonder op- of om te kijken. Niemand die een woord tot hen richt, waardoor zij ongestoord in hun eigen wereldje ingesloten raken. Bij taferelen als deze vraag ik mezelf af of we in Nederland de  Molukse verbondenheid zoals wij die kennen in ‘ale rasa beta rasa’ en ‘lain sajang lain’ niet al te veel hebben geromantiseerd. Hoe kan het zo ver zijn gekomen, dat een eens zo verbonden samenleving op zijn gat is gevallen? Wat is er nu gebeurd in Ambon manis-e (in ons lieflijk Ambon)? Wie kan daar een zinnig woord over zeggen.

In de afgelopen weken op Ambon zijn we door verschillende mensen benaderd voor een gesprek. Een vrouw, die langs het huis liep en de tuin binnen wandelde, ging tegenover  mij zitten op een stoel en sprak mij aan. Of ik wist waar pdt Sapulette woonde. Zij kende hem van vroeger en wilde hem graag spreken. Ik moest haar teleurstellen en gaf aan, dat hij enige tijd geleden was overleden. En passant vroeg zij of ik zijn zoon was, want zo zei ze ze had me al vaker op het terras zien zitten. Ze herkende mij van vroegere. Ook vroeg zij of ik de eigenaar was van de mooie auto, die altijd in de tuin voor de garage stond. Opnieuw moest ik haar teleurstellen en aangeven, dat ik noch de zoon was van pdt. Henny Sapulette noch de eigenaar van de gele auto. Kort vertelde ik haar, dat ik hier was gehuisvest door de UKIM, terwijl ik nadacht over de woorden, die ik tot haar zou richten nam zij het gesprek over en benadrukte met tranen in de ogen, dat zij nu eigenlijk zijn hulp nodig had. Na de brand van haar huis een paar jaar geleden had zij wel onderdak gevonden in Aer Salobar, maar nu is ook haar kind opgenomen in het ziekenhuis. Het kwartje viel toen bij mij. Ik counterde haar door nogmaals te benadrukken, dat ik haar niet ken en dat ik haar niet kon helpen. Mocht  zij echt om hulp verlegen zitten dan moest zij vanavond terugkomen om dit met de vrouw des huizes af te handelen. Langzaam stond zij van de stoel op en liep zonder een woord te zeggen de tuin uit.

Een man kwam plotseling op het terras zitten. Hij had kaarten en aanstekers bij zich voor een actie van zijn kerk. Onze gastvrouw had al aangegeven, dat mocht dit gebeuren  wij haar gelijk moesten waarschuwen. We lieten de man zitten en riepen usi Ita. De man schrok zich wezenloos toen hij haar zag. Zij sprak hem kort maar krachtig toe: “Hé ben jij alweer hier? Wil je s.v.p weggaan en ons niet lastig vallen met je halve waarheden. De vorige keer heb ik je toch gezegd, dat je niet welkom bent zolang je andere mensen wil bedriegen!” De man liet zich de huid niet vol schelden, maar verdween snel uit de tuin.

Terwijl we rond 18.00 u aan het eten waren werd er op de deur geklopt. Ik deed de deur open en voordat ik wat kon zeggen, nestelde de man zich op een muurtje naast de toegangsdeur van het huis.  Hij was goed gekleed en zag er verzorgd uit. Om zijn nek had hij een tasje met daarop een zilveren kruis. Hij keek langs mij heen en had goed overzicht op wat er in de woonkamer gebeurde. Het leek net alsof zijn blik dwars door mij heen ging. Ik kreeg een vreemd gevoel, toen hij het woord tot mij richtte en daarbij wees naar het kruis op zijn tas.  Al sprekende tuurde hij steeds maar de kamer in. Zijn tronie herinnerde me aan een tafereel jaren geleden. Als predikanten uit Nederlands werden wij benaderd door mensen uit Dobo die ons parels wilden verkopen. We dachten een mooie deal te hebben afgesloten. Maar snel kwamen we er uiteindelijk achter, dat we bedrogen waren en dat het een duurkoop bleek te zijn… De man op het muurtje richtte het woord tot mij: “Ik ben afkomstig van Tenggara en wij zijn bezig met een actie voor de kerk. Wij verkopen allerlei kostbare sieraden zoals en hij wees naar het kruis…” Voordat hij verder ging verzocht ik hem om van de muur op te staan en te vertrekken. Ik kende hem niet en was ook niet van plan om naar zijn verhaal te luisteren, aangezien we net aan het avondeten begonnen waren. Hij dacht dat ik het niet meende en wilde het woord weer hervatten. Ik pakte zijn hand vast en trok hem omhoog en liep met hem van het terras af. Ik zwaaide hem uit met de woorden: “Kom terug als jullie actie ondersteund wordt door de kerken in deze wijk.” Toen ik het verhaal vertelde aan onze gastvrouw reageerde zij geagiteerd en verschrikt: “Gelukkig, dat hij niet in de woonkamer is gaan zitten. Want dan krijg je hem niet meer weg. En het enige wat zij willen is kijken, wat er eventueel uit huis meegenomen kan worden.” De man heb ik daarna nooit meer in de buurt van het huis gezien.

  1. Pi Pastori – Daar moet je zijn!

Waar ik me in de afgelopen weken eveneens verwonderd heb is de houding van de GPM predikanten. Soms heb ik het gevoel dat mijn collega’s te gemakzuchtig zijn. Maar ik als ik daarbij stil sta realiseer ik me, dat ik een inschattingsfout maak, die gebaseerd is op mijn ‘westerse’ benadering van functionaliteit. Het liefst neem ik het initiatief en zorg ik ervoor alles onder controle te hebben. Op Ambon moet ik vooral wachten op het moment, dat ik iets kan bijdragen aan de communicatie of het optimaliseren daarvan. Het blijft een opgave om goed te luisteren. Dat is ook één van de principes, die ik de studenten meegeef als het gaat om pastoraat. Natuurlijk is het goed dat je één en al oor bent, maar de uitdaging blijft om datgene, wat je hoort om te zetten in een vraag of opmerking, waarmee je de ander verder helpt. Je hoeft daarbij niet zo veel woorden te gebruiken. In de beperktheid (van woorden) toont zich de meester…

Ik merk, dat ik ook veel van die houding van mijn Molukse collega’s leren kan. Wie in de grote stad als Ambon predikant te werk is gesteld heeft rekening te houden met vele aspecten in het kerkenwerk, waaronder je positie als predikant. In Rumahkay op Ceram merkten we dat ook  bij de ingebruikname van het kerkgebouw ‘Rumah kelele’.  De kerkgemeente telde 3 predikanten, die gehuisvest werden in de 3 pastorieën, die de gemeente rijk was. De laatst benoemde predikant woonde in de derde pastorie, degene die voor haar gekomen was had domicilie in pastorie 2 en degene, die als  eerste predikant  opereerde woonde in de eerste pastorie van de gemeente. Op basis van het dienstverband was ook het gezag in de kerkenraad geregeld. De predikant woonachtig in pastorie 1 was de voorzitter van de kerkenraad. De twee andere predikanten beschikten weliswaar over de autoriteit van een predikant, maar waren uiteindelijk niet eind-verantwoordelijk voor  de zaken in de gemeente.  In allerlei zaken namen zij voorzichtig het voortouw, maar als er een beslissing genomen moest worden zwegen zij in alle talen en gaven de ketua madjelis (voorzitter van de kerkenraad) alle ruimte om het woord te voeren. Ook hier zie je nog iets nasmeulen van de koloniale kerk met haar standen- en rangen-stelsel. Wat dat betreft is het in Nederland bijna hetzelfde. Het merkwaardige is, dat de ‘hoofd-predikant’ van het manlijk geslacht was, terwijl de twee andere predikanten tot het vrouwelijke behoorden. Ik maakte  elders mee, dat predikanten, die in dezelfde kerkraad zaten elkaars concurrenten waren geworden. Van een liefdesband was weinig over. Alle energie wendde men aan om de ander maar geen succes te hoeven wensen. Alle initiatieven van de ander werden om onverklaarbare redenen te niet gedaan. En het maakte weinig uit of men nu als predikant een vrouw of een man was. De goddelijke roeping kent zo te zien menselijke grenzen. Net zoals in Nederland blijkt dat kerkenwerk teamwork is. Het blijft daarbij belangrijk om de genadegaven, die ieder van God ontvangen heeft, zo optimaal in te zetten. Ook hoeft men  op het kerkplein geen politieke spelletjes te spelen. Hoe correct, die ook schijnen te zijn… De samenwerking van de predikanten in Rumahkay zorgde ervoor, dat de gemeente met trots kon terugkijken op een gedenkwaardige dag, waarin hun kerkgebouw in gebruik werd genomen. Alles begon in de pastorie, waar de predikanten het goede voorbeeld gaven door samen te werken in hun opdracht voor de opbouw van de gemeente van de Heer. De gasten werden met alle égards behandeld en alle dorpsgenoten, die speciaal voor deze gelegenheid van heinde en verre terug in het dorp waren genoten volop. Dankbaar genoten zij ook van de liefdevol ontvangst van familieleden en dorpsgenoten. En iedereen was zeer te spreken over de woorden, die de voorzitter van de kerkenraad als predikant tot de samengekomen gemeente richtte.

Het was voor ons een verrassing, dat we een drietal dagen voor de inwijding van het kerkgebouw van Rumahkay een uitnodiging ontvingen van pdt Chris Tamaela. Hij was een drietal weken eerder via een collega van de faculteit benaderd om mee te helpen de liturgie van de ingebruikname van de kerk vorm te geven. Hij verbond zich aan het project op zijn bevlogen wijze. En kwam daarna met het idee om ons ook uit te nodigen voor de inwijding van de kerk. Wij vroegen gelijk of er in de buurt een hotel of guesthouse was. Maar Pdt Batlajery zei, dat we niet naar een hotel hoefden: “Ik bel wel de pastorie. Wacht maar ik neem contact op met één van de predikanten, die daar in de gemeente werkt en informeer of ze nog 2 extra gasten kunnen onderbrengen. Binnen twee uur was ons verblijf geregeld. Op vrijdagochtend hoorden wij, dat onze huisvesting voor zaterdag en zondag geregeld was. Vanaf de aankomst tot aan ons vertrek werd alles vanuit de pastorie geregeld, waarbij betrokken gemeenteleden het voortouw namen. De kerkenraad had haar handen vol aan de zaken, die georganiseerd moesten worden in het kader van de officiële ingebruikname. Maar als gasten van de gemeente werden wij in de watten gelegd.

Tussen al het werken door was er ook een moment van rust en reflectie. Na het harde werken wilden wij rustig genieten van de adembenemende natuur. Daarvoor reisden we naar Ora Beach op Ceram. Al snel viel een woordspeling op de plek waar we naar toe gingen. Na de weken van inspanningen op Ambon in het kader van ‘Ora et Labora’ – ‘bidt en werkt – is het nu tijd voor Ora Beach.

Via de predikante van Rumah Olath – ipen Ona – had men vanuit de faculteit kamers laten reserveren. Met de kapal cepat voeren we naar Sohuku om van daaruit richting Sawai met de auto te rijden. Met de speedboot vervolgden wij de reis naar ons verblijf ‘Roneela’. Toen wij aankwamen zagen wij iemand naarstig onze kant uitlopen. Voordat wij aan land kwamen maakte hij met zijn lichaamstaal duidelijk, dat wij niet welkom waren. Wat pdt Tamaela ook probeerde de man was onvermurwbaar. Hij gaf de boodschap, dat het hotel was volgeboekt. Wij konden er niet terecht. Er was niets van een reservering bekend voor ons. Dit week-end was iedereen vanaf de vrijdag vrij vanwege ‘tanggal merah’. (officiële vrije dag in Indonesië). Hij verzocht ons dringend om te vertrekken. Pdt Tamaela zei toen: “Als dit de situatie is – laat ons naar de pastorie gaan.”

Zo kort af als de gastheer was zo hartelijk en behulpzaam was het personeelslid, die wij bij de uitgang ontmoetten. Hij begroette pdt Chris Tamaela hartelijk. Hij vertelde trots, dat zijn zoon  Gerson – gegradueerde van de UKIM – op de nominatie stond om als vicaris te worden aangesteld. Toen hij hoorde, dat er voor ons geen plek was in de herberg Roneela zei hij: “Mari kalong pi ke pastori!” (Laten wij naar de pastorie gaan!) Relaxed ging hij ons voor. Het hotel was dichtbij het dorpje Rumah Olat gebouwd. Het lag aan de baai op een idyllisch plekje. Op weg naar de pastorie kwamen we langs de kerk Ebenhaezer gebouwd op de top van een heuvel. De kampung lag aan de voet daarvan. We mochten tijdens de wandeltocht genieten van een auto- en scooterloze pad, waar de kinderen zonder op het verkeer te letten ons tegemoet renden. Na een bocht naar links zagen we de pastorie aan de waterkant liggen. De blijde vader vertelde, dat het verkeer van en naar Rumah Olat  vooral over water ging met de perahu en de speed. Daarom legden in het verleden een steiger aangelegd, waardoor mensen bij de pastorie konden aanmeren. Het was een mooi plaatje waar we inwandelden. Op de achtergrond de baai met de steiger en daarvoor een grote groep mensen, die gezellig bij elkaar zaten. De tocht leek geen einde te kennen. Wij liepen daar met de vraag rond. Daar is de pastorie. Wat nu? De onzekerheid van het vinden van een rustplaats domineerde en maakte ons onzeker. Hoe bereiken we voor de ogen van al die verzamelde gemeenteleden de pastorie? Hoe passeren wij de tent, vol met mensen. We zagen hen genieten van elkaar; ze dronken thee of koffie en smulden van de singkong en de pisang goreng. We voelden ons opgelaten om door die drukte met onze bagage te lopen om toegang te krijgen tot de pastorie.

De vader van Gerson introduceerde  ons bij een ouderling als gasten van de UKIM en vroeg naar de predikante. Die zat op dat moment binnen met verschillende mensen te overleggen. Toen zij naar buiten trad en het terras opkwam begroette zij hartelijk de GPM pdt Tamaela, haar oud UKIM docent. Zij vertelde, dat er een gemeente uitwisseling was dit week-end met de gemeenteleden uit Bula. Samen met haar collega waren ze met de kerkenraden in gesprek over het programma van de ‘koinonia’. We maakten ook kennis met de predikant van Bula, die met de ipen mee naar het terras gekomen was. Beiden nodigden ons uit om samen met de gemeenteleden even bij te komen van de reis en ons te verlustigen aan de snacks. Want zij moesten nog een laatste blik werpen op het toekennen van  de slaapplaatsen aan de bezoekende gemeenteleden. Zij verzekerden ons, dat zij daarbij ook de mogelijkheden voor ons op een rij zouden zetten.  We hebben ongeveer anderhalf uur bij de koffie en thee gezeten en met gemeenteleden gesproken. Maar terwijl we aten van de singkong en pisang goreng groeide de twijfel. De gorengan smaakte uitstekend, maar wat als wij de pisang zijn? Wat nu als het niet lukt? Is het niet beter, dat we nu zelf op onderzoek gaan of er elders, desnoods in Ora wel plek is? Toen de predikante voor een tweede maal naar buiten kwam nam zij uitgebreid de tijd om bij ons te zitten. Zij zei meteen, dat ze gisterenavond van huize Roneela bericht kreeg, dat het was volgeboekt. Door alle drukte vanwege de uitwisselingsprogramma met de gemeente van Bula had zij dat vergeten eerder te doen. En net voordat zij het wilde gaan doen werd het gehele verblijf voor een speciale ‘buka puasa’ het hele weekend afgehuurd. Ze poogden dit direct naar de UKIM door te bellen, maar dat is niet goed doorgekomen. Later hoorden wij dat pdt Olan Samson niet kon worden gestoord, aangezien hij in een kerkdienst voorging. Hij had die avond geprobeerd contact op te nemen, maar de providers werkten niet goed… Ze bood haar verontschuldigingen aan voor de ontstane situatie: “Misschien is het niet datgene, wat wij gepland hadden, maar als gemeenten zijn we in staat om met een oplossing te komen. Het kan zijn, dat die bij ons niet in goede aarde zou vallen, maar wellicht dat we daarover wilden nadenken.” Ze konden ons niet gedrieën huisvesten. Als reisgezelschap zouden wij op verschillende locaties gehuisvest worden. Als dat problemen mocht opleveren dan zouden we op zoek moeten naar een alternatief in de gemeente. Als pendeta werd ds Tamaela gehuisvest in de pastorie. Mijn vrouw en ik kwamen terecht bij een gastgezin. Samen hebben wij eerst met de kerkenraad een dik kwartie van gedachten gewisseld over de situatie. Uiteindelijk hebben wij hen bedankt voor deze optie. De gemeenteleden, die belangstellend onze gedachtewisseling hadden gevolgd reageerden enthousiast: “er is in de pastorie altijd een slaapplek voor een GPM predikant en kunnen ze altijd wel terecht bij de  GPM huisgezinnen. Voor alle maaltijden konden wij aansluiten bij de gasten uit Bula,; wij moesten ons als gasten in de tent bij de pastorie laten verwennen door de gemeenteleden van Rumah Olat. Het was in de gegeven omstandigheden de beste oplossing. We  konden vrijdagavond meedoen met de koinonia-acriviteiten van Bula en Rumah Olat.

Zaterdag maakten wij het ochtendprogramma deels mee. Het bestond uit ochtendgymnastiek en een jospan workout. Zelfs bij een gebeuren als dit bleek dat met het concept van tijd er daadwerkelijk een verschil is tussen oost en west en noord en zuid. Alles begon een uur later, wat uiteindelijk gekort werd op het gezamenlijk uitje naar Ora Beach. Wij konden na het ontbijt verder genieten van de onaangetaste rust en schoonheid van de natuur. We kwamen na een rondgang van bijna 6 uur terug bij Rumah Olat. We gingen eerst naar Aer Blanda. De plek waar de Nederlandse KNIL militairen – uit het oog van de lokale bevolking mandi (baden) – omdat het water daar kouder zou zijn dan elders. In de ongekende natuur van Ceram wil ik ook wel naakt zwemmen. Een plus tijdens de speedboottocht was dat we een man aan het roer hadden, die van vertellen hield. Hij was niet alleen een geweldige gids, maar heeft ook ons allerlei oude verhalen vanuit Ceram verteld. Verhalen met wijsheid, die hij oudere mensen hoorde vertellen. Wij hadden alle geluk van de wereld, dat de kok hem voor ons had benaderd. We konden de avond tevoren bij huize Roneela voor het diner terecht. Het was weliswaar afgesloten voor buitenstaanders, maar de kok had er geen problemen mee om voor ons nog extra aan de slag te gaan. Wij mochten boven het water dineren op een plek, wat alleen het personeel mocht betreden. In alle rust konden wij genieten van de serene rust aan de baai en van de soepen, die zij voor ons bereidde. Ouderwets at ik weer rijst met soep (vis en. groenten) en  ikan  bakar met colo-colo. Zondagochtend vertrokken wij na het ontbijt richting Sohuka om de kapal ceat van 15.00 u terug te gaan richting Ambon. We reden met de auto dwars door de bergen van Ceram. Het werd zo een bijzondere week-end, waar we weinig kosten aan hadden. Want de gemeente van Rumah Olat weigerde enige vergoeding van haar gasten te ontvangen.

De woorden ‘Pi ke pastori’ toonden mij zo een andere dimensie van het predikantenwerk bij de GPM. Ik zag hoe zij op organisatorisch gebied schitterden. Hoe zij de gemeenteleden motiveerden om hun verantwoordelijkheid op te pakken in het gemeentewerk. Soms dacht ik dat het sneller zou mogen. Maar ik bewonder hoe predikanten op een ontspannen wijze de zaken oppakken en in staat zijn om mensen mee te laten doen op basis van geloof en verbondenheid. Tijdens de uitwisselingsprogramma zag je wel hoe het kerkenwerk gedragen wordt door de vrouwen. De secretaris en de wakil-ketua waren er altijd wel. Maar voor de opvang van de gemeenteleden waren het vooral de (jonge) vrouwen die daadwerkelijk als gastvrouwen zich inzetten. Niet alleen als het om koken gaat, maar ook in de bediening. Vanuit de tent had je een overzicht hoe dat eraan toeging. Mannen en jongeren ontbraken, maar werden niet gemist. In de tuin van de pastorie zag je niet alleen de kookploeg, maar ook de afwasploeg. En in de tuin van de buren zag je de vrouwen water uit de bron halen. Elke keer een emmer, wat overgegoten werd in een grote wasteil, die zij daarna op hun hoofd naar de plek van bestemming torsen. De vraag blijft, hoe de gemeente daadwerkelijk betrokken is. Maar het toont ook de kracht van de kerk als organisatie. De kerk blijft hoe dan ook een gastvrouw, die mensen doelbewust uitnodigt om heil te zoeken bij de kerk. Als alles tegenzit v.w.b. het vinden van onderdak als predikant dan hoeven wij géén Bethlehemse toestanden te vrezen.  In die zin heeft de geboorte van Christus ons verder geholpen. Mocht het gebeuren, dan weten wij wat ons te doen staat:  ’Mari pi ke pastori!’

Jakarta, 11 juni ’18

Verry Patty